Verwarm de oven voor op 220 graden en zorg dat alle ingrediënten op kamertemperatuur zijn. Snijd de roomboter in blokjes en mix dit met de basterdsuiker en de vanillesuiker luchtig. Snijd het vanillestokje doormidden en schraap het merg er uit. Mix dit ook door het boter-suiker mengsel. Voeg vervolgens 1 voor 1 de eieren toe en mix tot een luchtig geheel.
Mix in een andere kom de maizena, het bakpoeder, de bakingsoda, kaneel, mespunt zout en de bloem goed door elkaar. Roer dit vervolgens met een spatel of houten lepel door het ei-suiker mengsel tot een stevig beslag.
Bekleed een bakplaat met bakpapier. Maak vervolgens de kaneelsuiker door de kristalsuiker met de kaneel te mengen. Schep met een ijsschep 10 bollen van het beslag. Rol tot een balletje, rol vervolgens door de kaneelsuiker en leg het op de bakplaat. Druk iets plat zodat je een iets platter bolletje hebt. Bak de koekjes vervolgens 8 minuten in de voorverwarmde oven. Let op dat als je kleinere koekjes maakt, je ze ook korter bakt.
Laat de koekjes nog ongeveer 10 minuten op de bakplaat afkoelen, doe ze daarna voorzichtig over op een afkoelrek of ovenrooster. Laat de koekjes volledig afkoelen.
Vanille glazuur
Doe de poedersuiker in een kommetje. Smelt de boter en voeg dit samen met de melk en het vanille aroma toe aan de poedersuiker. Mix dit met de mixer tot een mooi glad glazuur. Begin met 2 el melk en als het te dik is, kun je nog een 3e el melk toevoegen. Laat het glazuur iets indikken (afkoelen).
Doe het over in een spuitzak. Steek de spuitzak bovenin het koekje en spuit de vulling in het koekje totdat het koekje bovenop begint te scheuren. Haal dan voorzichtig de spuitzak uit het koekje en blijf de vulling er zachtjes inspuiten totdat er een klein beetje vulling uit het koekje steekt. Bij het afkoelen, zal de vulling namelijk nog wat 'krimpen'.